Even een aanvulling/nadere uitleg over ons probleem:
Met behulp van de proefopstelling hebben wij de afgelegde afstand, de tijd en de snelheid van het bootje kunnen meten.
Daarnaast hadden wij al een formule gevonden waarmee de waterweerstand te berekenen, maar deze formule werkte voor ons uiteindelijk niet, want de exacte weerstandscoëfficiënt kan niet beredeneerd worden, maar moet gemeten worden in een stromingskanaal.
Aangezien wij niet over deze mogelijkheid beschikken valt dit dus al zo goed als af.
Vervolgens hebben wij gekeken naar andere mogelijkheden, en we zijn tot de conclusie gekomen dat er iets te berekenen zou moeten zijn met de massa van het gewichtje, de massa van het bootje en de snelheid van het bootje. Op een constante snelheid zou dan te berekenen moeten kunnen zijn wat de resterende kracht is, en dus ook wat de tegenwerkende kracht is. Wij hadden het volgende bedacht:
We weten het gewicht van de valmassa. Hierbij is ook de valversnelling bij een vrije val van die valmassa te berekenen op het punt waar de snelheid van het bootje constant is. Die valversnelling - de snelheid van de valmassa zal een resterende positieve snelheid opleveren, omdat het bootje een weerstand ondervind van het water, en de valmassa bij een vrije val ondervindt geen weerstand, dus die snelheid is groter.
Wij weten alleen niet hoe wij die resterende snelheid (wat volgens ons iets met de weerstand zal zijn) om te rekenen is in resterende kracht, oftewel de weerstand die het bootje ondervindt.
Wij weten ook niet zeker of deze hele beredenering klopt, maar het zag er voor ons wel logisch uit. Ik hoop wel dat er een oplossing is voor ons probleem, en dat de formulering te begrijpen is.