@jasper-1 op de vraag over de schrödingervergelijking heb ik toch zelf mijn antwoord al gevonden ;)

@jasper-1 het foton* niet deze foton

Hey @lennardd !

Heel erg bedankt voor de link, ik heb op al mijn eerder gevraagde vragen nu mijn antwoord kunnen vinden!
Alleen naar mate ik verder ging met mijn onderzoek ben ik toch nog tegen 2 dingen aangelopen waar ik net mijn hand niet helemaal op had kunnen leggen.
Ik snap nu eigenlijk bijna helemaal wat de schrödinger vergelijking inhoud, maar ik vroeg me af of er een manier was om deze te gebruiken bij een soort "verklaring", of meer, een soort hypothese bij het dubbelspleet experiment.
Ik denk dat ik het antwoord hier jammer genoeg misschien wel op weet, maar het was toch een twijfel die nu al een tijd aan me aan het knagen is ;)
En verder had ik nog een twijfel over polarisatie. na bijvoorbeeld een botsing met glas kan een deel van een lichtbundel afgebogen worden en het andere deel gereflecteerd, waarbij ze beiden deels gepolariseerd worden richting de s- of p-polarisatie. maar bij bijvoorbeeld een circulair gepolariseerd foton, moet ik me dat dan voorstellen als deze foton die "opgesplits" wordt in twee nieuwe s- en p-gepolariseerde fotonen, of wordt een deel van de energie doorgegeven aan het oppervlak en wordt het dus óf s gepolariseerd, óf p-gepolariseerd?
Alvast bedankt voor de hulp!

@lennardd Heel erg bedankt! hier kan ik zeker mee verder

@jasper-1 met dubbelspleet bedoel ik natuurlijk gewoon een spleet, niet dubbelspleet, want een deeltje gaat natuurlijk nooit (zomaar) door beide spleten heen ;)

Hey, Mijn naam is Jasper en ik ben op dit moment aan het werken aan mijn profielwerkstuk over het foton.
Het grootste deel van mijn profielwerkstuk bestaat uit het beschrijven van het gedrag van het foton, maar in dit proces liep ik tegen een paar vragen aan, en ik hoop dat jullie mij hiermee kunnen helpen!
Mijn eerste vraag is:
Hoe kan het dat bij lenzen het licht wordt omgebogen, heeft dit te maken met het buigen van licht bij kleine deeltjes/voorwerpen?
Mijn tweede vraag is:
Schrödingers vergelijking is een vergelijking waarmee de 'kans' dat een deeltje (met golfgedrag) bijvoorbeeld op een specifieke plek terecht komt na bijvoorbeeld te reizen door een dubbelspleet. Maar op welke manier zou deze formule eigenlijk precies toegepast kunnen worden?
En als laatste:
Waarom wordt een golfgedrag beschreven als een tweedimensionale beweging over een sinus grafiek, en kan het zich niet voortplanten in een spiraalbeweging? Of zijn hier nog geen concrete bewijzen voor?
Alvast bedankt voor de tijd en hulp! Niet alle vragen hoeven per se een antwoord te krijgen, als de vragen apart door verschillende personen beantwoord worden zou het ook al heel fijn zijn. ;)